• Scholekster

    SCHOLEKSTER – HAEMATOPUS OSTRALEGUS OSTRALEGUS

    Grootte:
    Scholeksters zijn forse steltlopers met een lengte van 40 tot 45 cm, inclusief de 8 à 9 cm lange snavel. Ze zijn opvallend door hun zwart-witte verenkleed, oranje snavel, rode ogen en roze poten.

    Verenkleed:
    Volwassen mannetjes en vrouwtjes hebben een zwarte kop, hals, borst, bovenzijde en een brede zwarte eindband op de staart. De zwarte bovenvleugel heeft een brede witte vleugelstreep. De rest van het verenkleed is wit, wat bij de rug en stuit alleen in de vlucht is te zien. De vrouwtjes hebben een langere snavel waardoor ze te onderscheiden zijn van mannetjes.

    Scholekster Voedsel:
    Aan de kust eten scholeksters schelpdieren zoals mossels, kokkels, krabben en wormen. In het binnenland eten de vogels vooral regenwormen, insecten en emelten.

    Biotoop:
    Scholeksters zijn van nature kustvogels. Door de jaren heen hebben ze zich echter ook op verschillende plaatsen in het binnenland gevestigd. Aan de kust nestelen ze op rots-, kiezel- en zandstranden, maar ook op kwelders. In het binnenland, bij voldoende foerageergebieden, broeden ze in graslanden, akkers, wegbermen, grinddaken van flatgebouwen en bij uitzondering in oude knotwilgen. 34 % van de Europese populatie broedt in Nederland. Deze aantallen nemen naar waarschijnlijkheid nog steeds toe.

    Overwintering:
    Na het broedseizoen trekken de vogels direct naar de kust. Hier krijgen de Nederlandse scholeksters in de winter gezelschap van de Noord-Europese broedvogels die de winter in de Waddenzee zullen doorbrengen. De overige vogels overwinteren langs de kusten van de Noordzee, Delta, en de Atlantische oceaan tot Portugal en bij uitzondering tot Marokko.

    Eieren van scholekster Legsels:
    Vanaf februari bezetten ze hun broedgebieden, eerst langs de kust, daarna in het binnenland. Pas vanaf eind april verschijnen de eerste legsels van 3 tot 4 eieren in een nestkuiltje dat door beide vogels worden gemaakt. De eieren zijn lichtbruin of zandkleurig met grijze vlekken en worden door beide ouders gedurende 24 à 27 dagen bebroedt. De scholekster is de enige weidevogel die hun jongen voeren. De jongen zijn na ongeveer 4 weken vliegvlug, maar blijven afhankelijk van de ouders tot ze zelfstandig zijn. Scholeksters zijn na 3 tot 5 jaar broedrijp.

    Jonge scholeksters Bescherming:
    De nesten van scholeksters zijn op bouwland makkelijk te verleggen, mits de afstand niet te groot is, (2 à 3 meter). Zowel op bouwland als op grasland worden de nesten gemarkeerd met behulp van bamboestokken. In weilanden biedt de bekende nestbeschermer uitkomst. Op bouwland, bij verschillende werkzaamheden door de boeren, kan men de nesten in hiervoor speciale mandjes leggen. Dit vergemakkelijkt het verplaatsen. Let bij het maaien vooral op dat het maaisel van het nest gehaald wordt. Dit om te verkomen dat de scholekster zijn nest verlaat. Bij aanwezigheid van scholeksterkuikens in grasland kan men voordat de boer gaat maaien, 24 uur vooraf lange stokken met plasticzakken in het grasland plaatsen. Dit schrikt de scholeksters af waardoor ze naar een naast gelegen perceel verhuizen. In weilanden biedt de bekende nestbeschermer uitkomst.